Column Mathilde: Overpeinzingen in het groen

| Mathilde Lageman

Het is zondagmorgen 7.30 uur en ik sta al een tijdje voorovergebogen in onze tuin. Tuinieren is leuk, maar onkruid wieden minder. Mijn katten liggen op afstand naar mij te kijken met goed gevulde buiken en een licht spottende uitdrukking op hun kattengezicht. “Kijk haar nou, ons niet gezien, wij gaan de dag weer grotendeels liggend doorbrengen. Wel even wat verplaatsen van schaduw naar schaduw, want het wordt een zonnige en warme dag”. In de tuin werken betekent voor mij in ieder geval de week nog eens aan mij voorbij laten gaan; deze was zoals gewoonlijk weer hectisch.

Hoewel… donderdagmorgen na een werkontbijt trakteerde ik mezelf nog even op een cappuccino met een extra shot op het station. De stad was nog rustig, winkeldeuren begonnen open te gaan, vroege klanten stonden al ongeduldig te wachten. Verder nog weinig mensen tot dat mijn blik viel op groepjes jonge mannen met plastic tassen waarin hun eigendommen leken te zitten, lawaaiig pratend en bier drinkend op de vroege ochtend. Mijn gedachten dwaalden af … zijn dit dan de arbeidsmigranten die door ons hier naar toe worden gehaald om de krapte op de arbeidsmarkt op te vangen, maar bij wie het mis gaat? En hoe dan? En vooral hoe verder?

Ik voel me ongemakkelijk; ik weet van de misstanden maar ken ook veel succesverhalen. Met veel van de arbeidsmigrant-cursisten gaat het goed, zij hebben hun levens hier opgebouwd. Terwijl ik naar mijn auto liep dacht ik aan het ontbijt met de ‘expat spouses’, veelal vrouwen die met hun partner naar Nederland komen en ook zoekende zijn maar toch anders; gedreven en vastberaden op zoek naar betekenis, waardering, een nieuwe carrière.

Het greep mij aan toen ik hoorde over hun depressies en eenzaamheid. Zouden hun partners dit weten? En de werkgevers van hun partners? Ik neem nog een slok van mijn cappuccino en voel opeens een warme gloed over mijn blouse lopen. ‘Verdomme’, roep ik hardop, terwijl ik naar het deksel op de grond kijk, ‘die zat dus niet goed op mijn beker’. Ik zie dat mijn lichtblauwe blouse langzaam bruin wordt. Tijd voor actie (een schone blouse dus) en even stoppen met het stellen van vragen aan mijzelf (en eigenlijk bedoeld voor anderen).

Eenmaal omgekleed wordt het dan echt tijd om naar het werk te gaan. Daar aangekomen zit er al iemand op mij te wachten. Het is een oud cursist met wie ik een afspraak heb. Hij heeft een lange weg afgelegd; gevlucht vanuit zijn thuisland, alles achtergelaten omdat hij geen leven had en gevaar liep. Het werd heel moeilijk in Nederland: de taal leren, de kou en de regen, hij vond geen aansluiting en kreeg last van depressies. Wij hebben hem kunnen helpen. Gelukkig gaat het nu goed, hij heeft werk, een woning en dat komt hij mij nu vertellen. Hoe mooi is dat?

Het wordt inmiddels te warm om in de tuin te werken en ik ga stoppen, ook mijn buurman houdt ermee op, we kijken samen tevreden naar onze gedane arbeid. Ik doe het verder rustig aan op deze vrije dag; morgen begint de werkweek weer.